Verslaving en gebondenheid (Pastoraat en verslaving 3)
Een van de meest ontmoedigende kanten van het helpen bij verslaving is het gebrek aan vrijheid. De verslaafde staat misschien wel open voor hulp en het doet hem wel goed een luisterend oor bij iemand te vinden of de zorg van de ander te ervaren, maar de verslaving wordt er niet mee doorbroken. Ondanks alle goede voornemens hervalt hij voortdurend in zijn oude patroon. Het is tegelijk ook het meest mens-ontwaardigend: wel willen, maar niet kunnen. We ervaren vrijheid allemaal als een kostbaar goed. Niet alleen de vrijheid die ons door de samenleving en omstandigheden geschonken worden, maar vooral de innerlijke vrijheid. De vrijheid volgens mijn eigen waarden te leven, mijn eigen voornemens uit te voeren en mijn verlangens te realiseren. Verslaving zet hier een streep door: het middel, de gewoonte, de verminderde weerstand en de diepe behoefte die men denkt te moeten vervullen, halen de verslaafden telkens weer in. De hulpverlening is vaak gericht op het geven van inzicht. Men doet dat door de ander bewust te maken van zijn eigen verantwoordelijkheid, van de diepe behoeften die men met de verslaving denkt te moeten compenseren, door de wilskracht aan te spreken en vaardigheden te leren.
De weg naar vrijheid
Hoe waardevol en belangrijk dit ook allemaal is, wanneer je als hulpverlener telkens weer tegen de muur van onvrijheid aanloopt is er misschien meer nodig. De Bijbel stelt ons gedrag in het kader van gehoorzaamheid en vrijheid. Stellen we ons leven in dienst van krachten buiten onszelf, dan zullen we onze vrijheid kwijtraken. Geven we daartegenover gehoor aan de stem van Jezus, dan zullen we vrijheid ervaren (Rom. 6:13 e.v.). Het is dan ook een van de belangrijkste facetten van ons pastoraat: mensen vrijzetten, de krachten die mensen gebonden houden verbreken, zonden die hier een opening in geven laten belijden. De eerste stap die wij als pastors mogen nemen is mensen bewust maken van de vrijheid die God voor ons wil. God meent het als Hij onze vrijheid wil (Joh. 8:36). Helaas wordt deze vrijheid soms toch weer als een vorm van nieuwe gehoorzaamheid gepresenteerd, waardoor mensen eerder bang worden voor God dan dat ze zich tot Hem voelen aangetrokken (Rom. 8:15). Als God ons vrijheid geeft is dit aanbod ondubbelzinnig (zie het verhaal uit Lucas 15). Hij wil onze vrijheid omdat we deze nodig hebben om als Zijn vertegenwoordigers hier op aarde onze missie te vervullen.
De tweede stap is het uitspreken van deze vrijheid over de verslaafde (aan welk middel of gewoonte hij dan ook verslaafd is) en de claim die de vijand over deze persoon tracht uit te oefenen te verbreken in de naam van Jezus. Wij zijn in onze westerse cultuur zo gewend aan het appèl op de eigen verantwoordelijkheid dat we ons laten inperken in de vrijmoedigheid die wij mogen uitoefenen in de dienst van bevrijding. Terwijl Jezus ons bevoegdheid heeft gegeven om op te treden tegen de hele legermacht van satan (Lucas 10:19). In deze bediening van vrijzetten moeten we dan ook niet te veel bezig zijn met de discussies over op welke manier deze machten ons aanvallen, belemmeren of gevangenzetten. Onze autoriteit kennen en deze gebruiken is veel belangrijker. Net zomin dat we veel informatie moeten hebben over hoe het rijk van de duisternis functioneert en welke demonen er actief zijn. Doordrongen zijn van wat Gods wil is voor de persoon waarvoor wij bidden, is veel belangrijker. De derde stap is het bevestigen van de verslaafde in zijn (nieuwe) positie als vrij kind van God en hem toerusten om zelf de strijd aan te gaan en de wapenrustig van God aan te nemen (Ef. 6:10 e.v.). Ik denk dat beide elementen – zowel ons voorgaan in de strijd als het de ander aanleren om te strijden - hand in hand gaan. Als we te veel de nadruk leggen op ons aandeel zullen we de ander van ons afhankelijk maken en zal deze telkens weer steun zoeken bij ons gebed. Als we te veel de nadruk leggen op de verantwoordelijkheid van de ander om zelf te leren strijden, kunnen we hem ontmoedigd maken omdat hij eerst de vrijheid moet proeven en in onze voorbede moet herkennen hoe hij autoriteit kan leren nemen.
Pastoraat en bevrijding
Vaak is de dienst van bevrijding tot iets speciaals en zelfs wat griezelig gemaakt. Extreme verhalen hebben ons eerder schrik aangejaagd dan ons uitgenodigd om vrijmoedig te worden in het gebed om bevrijding. Heel ons leven staat echter in het teken van geestelijke strijd. Onze kwetsuren, onvervulde behoeften zijn een voedingsbodem om ons geluk te zoeken in het aanbod waar de vijand ons toe wil verleiden. Geen christen is hier vrij van. Maar geen christen hoeft zijn vrijheid op te geven en zich onbekwaam te voelen om te strijden of het nu om zijn eigen positie gaat of die van anderen. Deze visie op het werken met verslaafden heeft een enorm voordeel. In plaats van dat we ons concentreren op de persoon, zijn verleden, innerlijke beleving en zijn (on)mogelijkheden, verleggen we de aandacht naar buiten en plaatsen we het probleem buiten de persoon. Niet de verslaafde is het probleem, de verleiding komt van buiten. Door tegen jezelf en je eigen kwetsuren te strijden word je eerder wanhopig dan dat je enige vooruitgang boekt. Sterker nog, hoe velen hebben zich niet door hun mislukte strijd tegen de verslaving beschuldigd en mislukt gevoeld en kregen ze vaak het stigma van niet willen mee. Strijden vanuit de overwinning die Jezus over elke macht van verslaving heeft behaald is iets positiefs en geeft de verslaafde echte hoop.
Tenslotte
De dienst van bevrijding is niet de enige weg om verslaafden te helpen, maar ze mag zeker niet ontbreken. Het helpen van verslaafden vraagt om een brede kijk, kennis en ondersteuning. Maar vanuit het pastoraat mag het gebed om bevrijding een belangrijke plaats innemen. Juist omdat dan op een heel directe manier het probleem in het bovennatuurlijk krachtenveld van God wordt geplaatst.
Gerrit Houtman