BEVRIJD JE VAN PERFECTIONISME

Perfectionisme op het werk

Arthur werkt als magazijnverantwoordelijke bij een groot bedrijf waar men zeer tevreden over hem is: hij werkt zeer nauwkeurig, alles klopt en de dingen staan altijd op de juiste plek. Alleen ziet men niet hoeveel energie hem dit kost, dat hij de dingen duizendmaal controleert, vaak overwerkt om het rond te krijgen en hij achteraf toch nog piekert of hij het allemaal wel goed gedaan heeft. Bovendien ergert hij zich voortdurend aan zijn collega’s die niet zo nauwkeurig werken en zich niet aansluiten bij zijn perfecte stijl van ordenen en afwerken.
Perfectionisme in het gezin

Lien is gehuwd, heeft twee schoolgaande kinderen en runt naast haar gezin nog een halftijdse job in een kringloopwinkel. Doordat ze de dingen graag goed wil doen is die job bijna een voltijdse geworden en ervaart ze voortdurend spanningen met haar collega’s die haar stijl van werken overdreven en controlerend vinden. Thuis heeft ze een bereidwillige echtgenoot die haar graag een handje toesteekt, maar die de dingen wel op zijn manier doet. Als hij een keer de was sorteert liggen de kleren weer op de verkeerde plaats en niet op haar volgorde. Als hij de boodschappen in de koelkast plaatst kan zij daar onmogelijk orde in zien en als ze merkt dat hij weer op een heel onlogische manier de vaatwasmachine inlaadt, denkt ze: laat ik het alsjeblieft maar weer zelf doen, dat bespaart me een hoop ergernis.

Perfectionisme in de kerk

Tim is sinds enkele jaren heel gelovig. Hij was het al, maar is het sinds een ernstige gezondheidscrisis heel serieus gaan nemen. Bidden, in de bijbel lezen, gemeenteactiviteiten worden bij hem getrouw en plichtmatig vervult en geven structuur aan zijn leven. Hij kan zich echter enorm ergeren als anderen die structuur niet kennen, zowel in zijn gezin als in de kerk. Als zijn vrouw er anders mee omgaat of de kinderen er niet toe te motiveren zijn, wordt hij boos en gefrustreerd omdat hij vindt dat hij in zo’n ongeordende omgeving niet goed als christen kan functioneren. Hetzelfde geldt in zijn gemeente waar hij zich ergert als er een keer voor een vergadering geen gebed wordt uitgesproken of de bijbel op een andere manier wordt uitgelegd. Hij denkt er dan ook over om van gemeente te veranderen. Bij hem thuis blijven de verschillen echter een voortdurende frustratie.

Wat is perfectionisme?

Ben jij perfectionistisch? Waarschijnlijk zul je denken: ‘Het valt wel mee, er zijn mensen die er veel meer last van hebben dan ik’ of ‘Kijk eens naar de chaos bij mij thuis of op mijn bureau of alle dingen die ik wel zou moeten doen maar waar ik niet aan toe kom of uitstel’. Bij perfectionisme denken we vooral aan de mensen die hun taken heel perfectionistisch uitvoeren, daar een obsessie van maken en nooit geheel tevreden zijn. Terwijl we vergeten dat mensen die het graag perfect willen doen maar waarbij het niet lukt er even goed last van kunnen hebben.

Bij perfectionisme moeten we vooral denken aan een manier van leven waarbij men alles heel goed wil doen en daarbij over de grenzen van het gezonde gaat, daar heel veel tijd insteekt, er in gedachten voortdurend mee bezig is, zonder dat dit tot voldoening leidt. Geen voldoening in het werk zelf en geen voldoening in de omgang met anderen. Bovendien is het iets dwangmatigs en geen vrije keuze, denk maar aan eetproblemen of het schoonmaakgedrag bij smetvrees.

De waarde van perfectie

Wat is er heerlijker om met mensen samen te werken die alles goed willen doen. Dat je kunt rekenen op kwaliteitswerk van collega’s die hard en perfect werken en waarop je altijd kunt vertrouwen. Bovendien, verlangt niet ieder mens om ergens in uit te blinken, om in iets meesterschap te behalen, zichzelf te overtreffen en te groeien of het nu is in sport, werk of zorg voor anderen? Er is natuurlijk niets mis met dit streven om de dingen goed en steeds beter te willen doen. Het probleem is dat bij perfectionisme er een ‘moeten’ is, een dwang en geen eigen keuze, bovendien dat dit streven hiernaar geen geluk of voldoening brengt. Want er zijn altijd nog taken die niet af zijn en er liggen altijd nog ‘to do’ lijstjes en de dingen kunnen altijd nog beter. Perfectionisme is geen vrije keuze.

De perfectionistische manier van leven komt voort uit een sterke behoefte om zich oké te voelen, zich bevestigd voelen dat men het goed doet en dat men goed is. Men heeft voor zichzelf een norm gecreëerd waaraan men meent te moeten voldoen om een goed mens, partner, vriend(in), collega of ouder te zijn. Normen die al heel vroeg in het denken zijn binnengeslopen en waarvan men vaak de oorsprong niet bewust is. Bevestiging, geruststelling en relativering door de omgeving werken dan ook onvoldoende en zeker niet blijvend omdat men van zichzelf niet echt kan geloven dat men voldoet of geliefd kan zijn.

Opvoeding

Sommige kinderen hebben geleerd om al vroeg voor anderen te zorgen. Zorg voor de zieke ouder, de jongere broertjes en zusjes, zorg om de inkomsten van het gezin. Zorgtaken waar het kind nog niet aan toe is en die het als vanzelfsprekend oppakt en waar de omgeving er niet de gepaste erkenning voor geeft. Gepaste erkenning zou zijn: waardering maar ook dat het niet normaal is, zodat het kind verschil kan voelen. Daarom werken relativerende opmerkingen later in het volwassen leven door partners of vrienden i.v.m. perfectionisme zo moeilijk omdat het uit een innerlijk moeten van vroeger komt. Sommige kinderen zijn opgevoed tot perfectionisme. De 8 had een 9 kunnen zijn en de tweede plaats in de wedstrijd is eigenlijk een falen. De persoonlijke smaak van het kind wordt afgekeurd en die van de ouders doorgedrukt in verband met kleding, hobby’s en vriendschappen en zelfs de beroepskeuze kan al door de ouders zijn voorgeschreven. Natuurlijk zijn er kinderen die vechten tegen de rol die er van het kind verwacht wordt. Soms lukt dit omdat een ander kind de verwachte rol oppakt, maar ook de rebel of zondebok leeft met schuldgevoel en tekortschieten in het ‘zich een goed kind voelen’. Maar meestal voegt een kind zich in de rol en ervaart men weinig speelruimte om de eigen invulling van het leven waar te maken. Om zichzelf te durven zijn en de eigen smaak en idealen uit te proberen heeft men heel wat steun van anderen en hulpbronnen nodig.

De maatschappij

Het zou echter niet eerlijk zijn om alles maar in de schoenen van de opvoeding te schuiven. Sommige situaties zijn door niemand gewild (opgroeien bij een alleenwonende ouder, ziektes, financiële tegenslagen etc.) en elk kind heeft ook een eigen persoonlijke gevoeligheid die meespeelt. Daarnaast is het ook de maatschappij die druk en stress geeft. Allereerst wordt er steeds meer verwacht aan kennis, innovatie en flexibiliteit. Een proces dat levenslang moet voortduren. Ten tweede worden de jongeren vandaag in het algemeen slecht voorbereid op de harde eisen die de maatschappij aan hen stelt. Burn-out en andere aan werk gerelateerde problemen zijn bij jongeren vandaag geen uitzondering meer. Een derde probleem is de verwachting dat je jezelf kunt presenteren als sociaal, aantrekkelijk en autonoom. Maar wat als je niet primair/gevat kunt reageren, je problemen hebt om je eigen postuur aantrekkelijk te vinden, je niet mee kunt met de nieuwste mode en je niet sportief bent ingesteld? Tenslotte is er ook de individualistische prestatiemaatschappij die zegt dat je kunt worden wat je wilt en dat je zelf je succes in handen hebt en die je voortdurend confronteert met mensen die wel geslaagd zijn en het gehaald hebben. Zij maken dat we in een cultuur leven met perspectieven waaraan we niet gemakkelijk kunnen ontkomen. Kijk maar eens naar facebook als iemand daar zijn echte emoties een keer toont, hem wordt toch zachtjes geleerd dat dit niet in de cultuur van facebook past.

Uitwegen

  1. De eerste maar niet de gemakkelijkste weg is de verandering van denken. Durf je opvattingen in vraag te stellen, kijk naar de redenen waarom je iets doet en vraag anderen om feedback. Je gedrag wordt gevoed door bepaalde (onbewuste) opvattingen die we dwingend sturen. Daarover na te denken en vooral het er met anderen over te hebben kan je de kracht geven om deze op z’n minst te verruimen.
  2. Ga de dingen anders doen. Dwing jezelf om ‘s morgen uitgebreid te ontbijten, maak een wandeling in de lunchpauze, wandel eens even rond op je werk en maak een praatje met een collega. Ga op de fiets naar je werk en lees voor je gaat slapen een (ont)spannend of romantisch boek.
  3. Word je bewust worden van jezelf, je waarden en je motivatie. De belangrijkste weg is die naar je diepste verlangens en drijfveren. Waar word je enthousiast van en waar wil je meer van ervaren? Om los te komen van de (naar binnen geslikte) verwachtingen van anderen, is het nodig om zelfbewust te worden van dat wat je zelf wilt en wat jouw waarden en levensdoelen zijn. Een hulpmiddel daarbij is om aan het einde van de dag eens stil te staan bij een moment wat je die dag een onprettig gevoel gaf. Wat is het gevoel (boosheid, schuld, schaamte, verdriet)? Wat is er precies gebeurd en waarom gaf jou dit een vervelend gevoel? Welke behoefte werd er geschonden? Daarna kun je eens kijken waarom je deze behoefte zo belangrijk vindt. Waarschijnlijk is het een waarde zoals respect, vrijheid of waardering die geschonden werd. Kijk vervolgens hoe je keuzes kunt maken op grond van deze waarde(n).
  4. Zelfcontrole ofwel oefen invloed op je eigen gedrag uit. Dat doe je door de dingen die je waarneemt te observeren en zo keuzevrijheid te nemen. Kijk of je er iets mee wilt doen of niet. Valt het wel binnen jouw verantwoordelijkheid? En als dit zo is kun je er dan wel iets mee, ligt het binnen jouw mogelijkheden?
  5. Tenslotte: beloon jezelf. Houd een dagboek bij en schrijf drie dingen op die je die dag goed gedaan hebt en waar je trots op bent. Kijk hoe je jezelf kunt belonen: bijvoorbeeld met het kopen van een goed boek, een uitstapje, een etentje of een warm bad.

Perfectionisme in het geloof

Kerken worstelen altijd met de twee polen van het geloof: genade en wet. Genade betekent ‘je bent geliefd en aanvaard en de moeite waard’. Binnen deze pool zijn ook alle geloofsactiviteiten gericht op het ervaren van deze genade. De andere pool is de wet: je moet ergens aan voldoen, je bent zondig, dus niet goed en moet je veranderen naar een ander mens. Beide polen kunnen leiden tot perfectionisme. Bij de genade kan het gemis aan ervaring tot een obsessie worden en gaat men alles doen om dit te voelen volgens een bepaalde norm die men zich van buitenaf voelt opgelegd. Want de getuigenissen van anderen zijn meestal mooier dan je eigen verhaal. Bij de wet kan het ontsporen omdat je nooit weet wanneer je goed genoeg bent. Bovendien leidt dit tot het onbelangrijk vinden van wat je zelf van binnen voelt en verlangt. Het doel waaraan je moet beantwoorden ligt immers buiten jou. Beide polen kunnen bovendien gevoed zijn door de boodschappen die je in je opvoeding hebt meegekregen. Als je als kind op een voetstuk werd gezet, alles in jou bewonderd werd en je zo een recht voelde op liefde en erkenning, loop je niet alleen in het volwassen leven tegen allerlei teleurstellingen aan maar ook in het geloof omdat het je niet altijd de topervaring van genegenheid geeft waarop je meent recht te hebben. Aan de andere kant kan de druk die je vanuit God en geloof voelt om ergens aan te moeten beantwoorden om een goed christen te zijn een projectie zijn van wat je thuis ervaarde als een moeten voldoen om een goed kind te zijn.

De uitweg hier ligt in het scheppen van een nieuw geloofskader. Een kader dat een bepaalde weg volgt naar een gezond en evenwichtig geloofsleven. De start ligt bij acceptatie en het waardevol zijn, zodat er een gezonde hechting aan God als je Vader mogelijk wordt. Daarna in het stap voor stap uitgedaagd worden in het worden van wat je in principe al bent: de nieuwe schepping met alle gaven en taken die daarbij horen. De volgorde is cruciaal. Evenals een kind zich eerst mag hechten en geliefd voelen en dan pas gehoorzaamheid leert, is het voor een christen belangrijk zich eerst geliefd en waardevol te voelen voordat men stappen gaat nemen in gehoorzaamheid.

Zonde of tekortschieten heeft dan ook niet met je zijn te maken, alsof je zondig bent, maar met gedrag dat niet beantwoordt aan het doel waarvoor je geschapen bent. Geloven is niet gericht op het verwerven van genade of de genegenheid van God, want die heb je al. Maar op het bewust worden van het doel waarvoor je gemaakt bent, de bestemming die op jou wacht, de droom die door jou vervuld kan worden. Zo is groeien in geloof niet streven naar perfectionisme maar een enthousiast worden over je roeping en aan waar jij mag deelnemen. Als Jezus zijn discipelen roept om vissers van mensen te worden hadden ze geen idee wat dit precies inhield en nog minder wat de kern van Jezus boodschap was, maar ze werden enthousiast omdat er Iemand was die in hen geloofde en een groot doel met hen voor ogen had.

God heeft ons bedoeld om te groeien, dat we nieuwe vaardigheden zouden ontwikkelen en dat ons leven zou uitblinken in meesterschap, niet in krampachtig perfectionisme maar in enthousiasme en flow.

Gerrit Houtman (Relatietherapeut/verantwoordelijke vzw Bethesda)

Literatuur: Marcel Hendrickx, Zeg me dat ik oké ben – over perfectionisme en bevestigingsdrang, Antwerpen 2016

Herman J. Selderhuis, Morgen doe ik het beter – gids voor gewone christenen, Barneveld 2002

Philip Troost, Mindful met Jezus, Utrecht 2016

Jaap van der Stel, Perfectionisme, Amsterdam 2019

Geplaatst in het Bethesda-magazine jaargang 37 nr.2 2019

Posted in Artikels on Aug 04, 2020.